Spaarkaart van werkgever voor gezonde producten

Spaarkaart van werkgever voor gezonde producten

Een supermarktketen heeft een ruling verkregen voor een fiscaal stelsel van kortingen voor personeelsleden van andere bedrijven. Als een bedrijf in het stelsel stapt, krijgt het personeel korting op gezonde producten, zonder dat de fiscus daar een stukje van afsnoept.

Overeenkomst tussen werkgever en supermarkt

Hoe werkt het systeem? De supermarkt sluit een akkoord met een bedrijf of werkgever: voor een maandelijkse administratieve kost krijgt het personeel van die werkgever een kortingkaart bij de supermarkt. De administratieve kost hangt niet af van het aantal kortingkaarten dat wordt verstrekt. De kaart geeft recht op korting, specifiek voor gezonde producten (bijvoorbeeld voor producten met een bepaalde nutriscore).

De kortingkaart is persoonlijk: het bedrijf mag ze enkel aan zijn werknemers geven en het gebruik ervan is beperkt tot het personeelslid en diens inwonende gezinsleden.

Er wordt ook een maximumkorting afgesproken op maandbasis. Die korting komt van de supermarkt. De werkgever komt op geen enkele wijze tussen in de korting.

De fiscale gevolgen van een dergelijke afspraak zijn zeer divers. We moeten uiteraard kijken naar de gevolgen in de inkomstenbelastingen voor de werknemer en de werkgever. Maar er zijn ook btw-consequenties.

Inkomstenbelastingen

Elk voordeel dat ontstaat omwille van de arbeidsrelatie moet beschouwd worden als een voordeel van alle aard. Dus een korting op om het even welk product – zelfs als de werkgever daar weinig of geen kosten aan heeft – is een voordeel van alle aard.

Het voordeel moet wel van de werkgever komen. Stel dat het personeel een aankoopclub organiseert die kortingen kan krijgen op boeken, dan is dit een privé-initiatief, waarin de werkgever niet tussenkomt. Maar in dit geval is het de werkgever die de korting organiseert en bijgevolg is er principieel een belastbaar voordeel.

Bij dit soort van voordelen wordt er een onderscheid gemaakt tussen de voordelen die eigenlijk als loon moeten worden beschouwd (de standaardsituatie) en de voordelen die gegeven worden vanuit een sociaal standpunt (zoals geschenken wegens bijzondere evenementen of om sociale redenen). Voor de Fiscale Rulingcommissie is deze kortingkaart wel degelijk als een sociaal voordeel te kwalificeren, en wel om de volgende redenen:

De kortingkaart heeft op zich geen winkelwaarde (ze kan niet worden doorverkocht).

De werkgever biedt de kortingkaart aan aan alle werknemers, zonder te weten of die werknemers de supermarkt bezoeken of zullen bezoeken.

De korting geldt enkel voor gezonde producten.

De korting heeft een plafond en in se gaat het om een onbelangrijk voordeel met een uitgesproken sociaal oogmerk.

De werkgever komt niet tussen in de korting.

Er is geen verband tussen de prestatie van de werknemer en de hoogte van de korting.

De kortingkaart is geen recht voor de werknemer, maar een gunst.

De modaliteiten van de koopkrachttoekenning liggen niet vast. De supermarkt kan periodiek, in functie van commerciële of strategische opportuniteiten, het percentage van de ontvangen koopkaart wijzigen of differentiëren naargelang het aangekochte product. 

Slotsom: er is hier sprake van een sociaal voordeel dat vrijgesteld is in hoofde van de werknemer.

Sociaal voordeel is niet aftrekbaar

Kosten die een werkgever maakt om een sociaal voordeel aan te bieden, zijn in principe niet aftrekbaar in hoofde van die werkgever.

Maar welke kosten heeft de werkgever hier gemaakt? Hij komt niet tussen in de korting – bijgevolg zijn daar geen kosten te verwerpen.

Is de servicefee en de administratieve kost dan niet aftrekbaar? Daarover zegt de Rulingcommissie dat die kost wél aftrekbaar is. In ruil voor de betaalde service- en marketing fee krijgen de deelnemende bedrijven onder meer de mogelijkheid om aan employer branding en externe marketing te doen, wat een positief effect heeft op hun belastbare inkomsten. De fee is niet afhankelijk van het koopgedrag van de werknemers.

Btw

Er zijn in dit verband 3 relaties waarvan de btw-aspecten bekeken moeten worden. De eerste relatie is die tussen de werkgever en de supermarkt. Dat is een vrij eenvoudige relatie: de supermarkt rekent een servicefee en een administratieve kost aan aan de werkgever. Dat is een dienst, en daarop is btw verschuldigd aan het standaardtarief van 21%. Voor de werkgever is er een professioneel doel - namelijk de profilering als een bedrijf dat gezonde voeding promoot – waardoor de betaalde btw ook aftrekbaar is.

Omgekeerd is er ook een dienst van de werkgever aan de supermarkt: het aanbrengen van klanten is principieel een belastbare verrichting waarop btw verschuldigd is. Hoewel de personeelsleden hier aangespoord worden om specifiek bij die supermarkt hun aankopen te doen, heeft de werkgever er geen impact op en heeft hij er eigenlijk ook geen voordeel bij. De Rulingcommissie concludeert dan ook dat er geen belastbare verrichting is als aan de volgende voorwaarden cumulatief voldaan is:

Er is geen minimumaantal kaarten of minimaal gebruik door de werknemers.

De supermarkt zal niet nagaan in hoeverre de werkgever het gebruik van de kortingkaart stimuleert.

Er worden geen bijkomende kortingen toegekend als meer werknemers gebruikmaken van de kaart.

De werkgever bezorgt geen persoonlijke gegevens van zijn werknemers aan de supermarkt.

Het bedrag van de service- en marketingfee is niet afhankelijk van het aantal kortingkaarten.

De werkgever ontvangt geen vergoeding voor het door hem aangebrachte cliënteel.

De supermarkt rapporteert niet op individuele basis aan de werkgever over het gebruik van de kortingkaart door zijn werknemers.

De tweede relatie is die tussen de werknemer en de werkgever. Immers, de werkgever verstrekt de werknemer een kaart waarmee die kortingen kan krijgen. Maar er is pas btw verschuldigd als een handeling onder bezwarende titel – dat is tegen vergoeding – gebeurt, wat hier niet het geval is. Er is dus geen btw verschuldigd in deze relatie.

De derde relatie ten slotte is die tussen de supermarkt en de werknemer. De supermarkt verleent immers kortingen. Maar kortingen en prijsverminderingen worden uit de maatstaf van heffing voor de btw gehaald en dat is ook hier het geval.

Niet de eerste keer

Het is niet zo uitzonderlijk dat werknemers kortingen krijgen bij externe bedrijven, op basis van het feit dat ze personeelslid zijn van deze of gene onderneming. Zo gebeurt het wel vaker dat een personeelslid een korting krijgt voor de aankoop van software omdat de werkgever diezelfde software heeft aangekocht voor zijn bedrijf.

Bijzonder is wel dat de Rulingcommissie ten eerste stelt dat zo’n korting in principe een voordeel van alle aard is, en ten tweede dat één van de redenen om het als een sociaal voordeel te beschouwen, te maken heeft met de beperkte waarde van het voordeel.

De Minister van Financiën heeft ondertussen ook al laten weten dat hij zich kan vinden in de analyse en de conclusie van de Rulingcommissie. De voornaamste reden is het sociaal aspect van het voordeel, nl. de gezonde voeding.

Toch kunnen we bij deze ruling heel wat vragen stellen.
De supermarktketen heeft uiteraard ook een commerciële doelstelling: de werknemer die naar de supermarkt trekt, zal wellicht ook andere goederen kopen die hij anders in een andere winkel zou kopen.

>Bijkomend stelt zich opnieuw de vraag naar de omschrijving van wat een bescheiden of beperkt voordeel is. Een kortingkaart die u niet meer kan opbrengen dan 60 euro per maand? Een korting van 250 euro op de aankoop van een laptop van het merk dat uw werkgever heeft aangekocht? Een korting van 250 euro op accessoires van datzelfde IT-merk?