Toelichting bij misbruik van economische afhankelijkheid

Toelichting bij misbruik van economische afhankelijkheid

Overeenkomsten tussen ondernemingen en particulieren zijn onderworpen aan strenge regels ter bescherming van de particulier. Een wet van 4 april 2019 voerde een gelijkaardige regelgeving in voor afspraken tussen ondernemingen (B2B). Die wetgeving is nog niet helemaal van toepassing en is al enkele keren bijgeschaafd. Een stand van zaken.

Wijziging van het Wetboek van Economisch Recht

De wet van 4 april 2019 bevat drie grote onderdelen: een verbod op oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen, een verbod op misbruik van economische afhankelijkheid en een verbod op onrechtmatige bedingen.

Wat het onderdeel oneerlijke marktpraktijken betreft, beperkt de wet zich tot enkele verduidelijkingen van de bestaande wetgeving. Dit deel van de wet trad al op 1 september 2019 in werking.

In het onderdeel over de onrechtmatige bedingen definieert de nieuwe wet een onrechtmatig beding als een beding van een overeenkomst dat, alleen of in samenhang met één of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen. Bovenop deze “open” omschrijving van wat onrechtmatig is, bevat de wet ook nog een grijze en een zwarte lijst van onrechtmatige bedingen. Dit onderdeel treedt pas in werking op 1 december 2020.

Economische afhankelijkheid

Ook het begrip economische afhankelijkheid werd door de wet van 4 april 2019 ingelast in het Wetboek van Economisch Recht (WER). Maar een wet van 2 mei 2019 bracht enkele wijzigingen aan. Voldoende reden om met een koninklijk besluit van 31 juli 2020 de wetgeving opnieuw te coördineren.

Het wetboek definieert een 'positie van economische afhankelijkheid' als een positie van onderworpenheid van een onderneming ten aanzien van één of meerdere andere ondernemingen gekenmerkt door de afwezigheid van een redelijk equivalent alternatief, beschikbaar binnen een redelijke termijn, en onder redelijke voorwaarden en kosten, die deze of elk van deze ondernemingen toelaten om prestaties of voorwaarden op te leggen die niet kunnen verkregen worden in normale marktomstandigheden.

Er zitten drie elementen in deze definitie: de onderneming die voorwaarden opgelegd krijgt, de onderneming of ondernemingen die de voorwaarden oplegt en ten slotte het misbruik, nl. de prestaties of voorwaarden die onder normale marktomstandigheden niet zouden kunnen.

De machtspositie hoeft niet het gevolg te zijn van marktdominantie. Het kan zich bijvoorbeeld ook voordoen als de ene onderneming een belangrijk deel van de omzet van de andere onderneming vormt, of als een onderneming enkel via die andere onderneming aan goederen kan geraken (bijvoorbeeld om herstellingen uit te voeren). Andere voorbeelden zijn het gevaar van represailles,  het beëindigen van de contractuele relatie of het toekennen van bijzondere kortingen.

Procedure

Het nieuwe KB regelt heel wat procedurale aspecten.
Het voorziet onder meer dat de auditeur-generaal voortaan ambtshalve kan beslissen een onderzoek te starten of na een klacht van iemand die een rechtmatig belang heeft. De auditeur-generaal kan de betrokkenen ook een termijn opleggen om besprekingen te voeren om tot een schikking te komen.

Boetes

De boetes in het WER zijn niet van de poes. Het Mededingingscollege kan in geval van misbruik elk van de betrokken ondernemingen en verenigingen van ondernemingen een geldboete opleggen van maximaal 2% van hun omzet. Dit is minder dan de gewone sancties voor inbreuken op de mededingingswetgeving (van toepassing in geval van kartels en misbruik van machtspositie), want daar kunnen de boetes oplopen tot 10% van de omzet.
Het Mededingingscollege kan ook dwangsommen opleggen (maximum 2% van de gemiddelde dagelijkse omzet per dag vertraging) om het misbruik te laten ophouden of als dwangmaatregel voor voorlopige maatregelen genomen om het misbruik van economische afhankelijkheidspositie op te schorten.
Noteer dat onder omzet wordt verstaan: de totale omzet op de nationale markt en bij de export, behaald tijdens het boekjaar voorafgaand aan de beslissing.

Het voormelde koninklijk besluit trad in werking op 12 augustus 2020 maar het zal pas van toepassing zijn vanaf 1 december 2020.